“Belangrijke uitspraak Hoge Raad: studiekostenbeding bij beroepsopleiding advocatuur onder de loep”
- sandyemons
- 3 days ago
- 3 min read
Nietig studiekostenbeding
De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 26 september 2025 geoordeeld dat de Beroepsopleiding Advocatuur aangemerkt dient te worden als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie ‘advocaat-stagiaire’. De werkgever is daarom verplicht deze scholing kosteloos aan de werknemer aan te bieden. Een overeengekomen studiekostenbeding tussen partijen is dan ook nietig.

Feiten
De uitspraak van de Hoge Raad kwam naar aanleiding van een conflict tussen advocatenkantoor en een advocaat-stagiaire. Werkgever en werknemer waren een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De werknemer trad in dienst bij de werkgever in de functie van advocaat-stagiaire. De werknemer zou de Beroepsopleiding Advocatuur volgen en de werkgever zou deze kosten dragen. Deze kosten zou de werknemer onder bepaalde omstandigheden moeten terugbetalen.
De werkgever heeft de werknemer op staande voet ontslagen na het herhaaldelijk niet opvolgen van redelijke instructies van haar werkgever. Werkgever eiste vervolgens, op basis van het overeengekomen studiekostenbeding, dat de kosten van de beroepsopleiding aan het kantoor werden terugbetaald.
Prejudiciële vragen
De rechtbank Rotterdam stelde de advocaat-stagiaire in het gelijk en verklaarde het studiekostenbeding ongeldig. Daarna werd het geschil in hoger beroep voorgelegd aan het Gerechtshof te Den Haag. Het Gerechtshof heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad:
Kan de Beroepsopleiding Advocatuur worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire, zodat de werkgever in beginsel op grond van artikel 7:611a lid 1 BW gehouden is de advocaat-stagiaire in staat te stellen deze opleiding te volgen?
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, heeft dan te gelden dat een werkgever op grond van artikel 7:611a lid 2 BW gehouden is om de Beroepsopleiding Advocatuur telkens kosteloos aan zijn werknemers die de functie van advocaat-stagiaire bekleden, aan te bieden?
Moeten de Advocatenwet en de Verordening op de Advocatuur, waarop de Beroepsopleiding Advocatuur is gegrond, zo worden uitgelegd dat deze een specifieke grondslag vormen als bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW, op grond waarvan de werkgever verplicht is deze beroepsopleiding kosteloos aan zijn advocaat-stagiaires te verstrekken?
Eerste prejudiciële vraag
De Hoge Raad oordeelde dat de Beroepsopleiding Advocatuur moet worden gezien als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van advocaat-stagiaire. Over de aard van deze opleiding kan verschillend worden gedacht. De Beroepsopleiding Advocatuur zou kunnen worden gezien als een vooropleiding die vereist is om later zelfstandig als advocaat op te treden. Dit kan worden vergeleken met de startkwalificatie, het afronden van een universitaire rechtenstudie.
De Hoge Raad kiest echter voor een andere benadering en heeft geoordeeld dat de opleiding hoort bij de functie van advocaat-stagiaire. Hoewel de Beroepsopleiding Advocatuur verplicht is om uiteindelijk als zelfstandig advocaat op te kunnen treden, vindt de opleiding plaats tijdens de periode waarin de stagiaire ingeschreven is, werkzaamheden verricht en beloning ontvangt als advocaat. Volgens de Hoge Raad is er daarom geen sprake van een vooropleiding, maar van een opleiding tijdens het werk.
Tweede prejudiciële vraag
De Hoge Raad heeft voorts geoordeeld dat een werkgever op grond van artikel 7:611a lid 2 BW de Beroepsopleiding Advocatuur kosteloos dient aan te bieden aan zijn werknemers in de functie van advocaat-stagiaire.
De Hoge Raad verwijst hierbij naar artikel 7:611a BW en de Europese Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. De Richtlijn bepaalt dat wanneer een werkgever verplicht is een werknemer een opleiding te laten volgen die noodzakelijk is om het werk waarvoor hij is aangenomen te verrichten, die opleiding kosteloos moet worden aangeboden.
Aangezien de Beroepsopleiding Advocatuur noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van advocaat-stagiaire, moet deze opleiding kosteloos worden aangeboden.
Derde prejudiciële vraag
De Hoge Raad heeft de derde prejudiciële vraag onbeantwoord gelaten aangezien artikel 7:611a BW al een algemene grondslag vormt waardoor de werkgever verplicht is de Beroepsopleiding Advocatuur kosteloos aan te bieden.
Conclusie
De Hoge Raad heeft bevestigd dat de Beroepsopleiding Advocatuur noodzakelijke scholing betreft voor de uitoefening van de functie advocaat-stagiaire. De kosten dienen derhalve door de werkgever gedragen te worden. Een studiekostenbeding waarmee de kosten voor de beroepsopleiding op de stagiaire worden verhaald is derhalve nietig.
Vindplaats: ECLI:NL:HR:2025:1386
Geschreven door: Azelia Comas Raymond
Heeft u zelf vragen over dit onderwerp of zit u in een dergelijke situatie? Neem gerust contact op met het kantoor van Consigliera Advocatuur via +31(0)475584214 of stuur een mail naar info@consigliera.nl. Wij staan voor u klaar!
Comments